TAHA’A | We moeten er niet onnozel over doen: de luxe over-water bungalows, meestal van grote hotelketens, gebouwd IN de lagoon steken onze ogen uit. We verblijven hier echter tijdens de paasvakantie en zo’n 1000 € per nacht voor zo’n over-water geval is niet uitzonderlijk. Je kan raden dat het niet echt binnen het budget past.

MAAR… we hebben een luxe-hut op de bergflank gevonden met beneden een privé-ponton dat door een particulier wordt verhuurd die er zelf ook woont. Nog steeds boven budget, maar voor een weekje willen we wel eens zot doen. En uiteindelijk toch voor een fractie van de prijs van een Sofitel, Hilton of Le Merédien. Het ziet er fantastisch uit en het water is zo strak glad, geen rimpeltje te bespeuren, dat we wel aan een meer lijken te zitten. Dat maakt dat we vanaf het over-water huisje talloze vissen kunnen zien, zelfs zonder het water in te gaan. Dat dit een fantastisch verblijfje is, staat als een paal boven water! 😉

Bart is er enkele uren zoet met het prutsen aan de wifi. Dat levert ons ongeziene gastvrijheid op: we mogen elke dag bij hen aanschuiven voor een overvloedig diner. Meestal vis die Tama, de eigenaar, eigenhandig gevangen heeft met speervissen. Alles smaakvol klaargemaakt door zijn vrouw Virginie.

Ze brengen ons waar we maar willen op het eiland. We bezoeken zo een plaatselijke distillerie die rhum maakt, een ‘pearl farm’ en een vanille plantage. Ta’haa wordt namelijk ook wel het vanille-eiland genoemd. Er wordt zo’n 25 ton per jaar geproduceerd.

En parels, daar gooien ze in heel Frans-Polynesië mee naar uw hoofd. ‘t Is te zeggen, als je er genoeg geld voor over hebt, want het zijn geen goedkope hebbedingetjes. Nochtans lopen alle Polynesische vrouwen er ook allemaal mee rond. Het is dus geen tourist-only markt. Hetzelfde geldt voor de geurende bloemenkettingen en de weelderige kransen om de hoofden te tooien: dat is geen folklore die ze hier voor de toeristen opdraven. Ze doen dat hier nog echt zo. En ze staan er veel beter mee dan de gemiddelde bleke toerist.

***

Op een dag nemen we een bootje om te gaan zonnen en snorkelen op de motu niet ver van ons verblijf. De motu is onbewoond, maar eigendom van een rijke Chinees. Ik denk dat die daar af en toe eens een goed feestje geeft, want er is een bar in elkaar geknutseld en er staan honderden zonnebedjes op elkaar gestapeld. Wij eigenen ons tijdelijk vier zonnebedjes toe; twee voor op het strand en twee voor in het water. 🙂 We zijn helemaal alleen op dit onbewoonde eiland! Het is te zeggen, de ontelbare muggen niet in acht genomen. We worden echt geattaqueerd door deze agressieve soort. Ons hele lijf is bedekt met beten. Het werkt Bart danig op de zenuwen: “Toedeledokie. Ik ga zwemmen en kom het water niet meer uit.”
Zelfs met de muggen incluis: Wat een paradijselijk mooi onbewoond eiland. Zoals ik al eens eerder zei: Sometimes life is a bitch. And sometimes life is a beach. 😉

De voorlaatste dag van ons verblijfje belt Tama met een exclusief resort gelegen op een andere motu om te vragen of ze ons met de boot kunnen oppikken om er te lunchen. Hij voegt eraan toe dat we goede vrienden zijn van één of andere miljardair dat daar ook geregeld eens een bezoekje brengt. Dat kunnen ze dus niet weigeren. 🙂 Al het personeel is op de hoogte van onze komst. Een leugentje om bestwil is niet zo erg, bedenk ik me terwijl we daar op het terras zitten naast het zwembad met uitzicht op de lagoon. Al zal dat zelfde personeel het ook wel vreemd vinden dat wij daar op bezoek zijn om een hamburger en een salade geitekaas te eten in het gezelschap van een plastieken Carrefour-zak met onze snorkels erin. Hihi.