COMO (IT) | We zijn dus vanuit Füssen (Zuid-Duitsland) onderweg naar de Côte d’Azur, maar dat is een behoorlijk eind. We besluiten daarom om eerst een tussenstop te maken in Como aan het gelijknamige meer. Dat is ongeveer halverwege en dat lijkt ons ideaal.
We hebben een eenvoudig pensionnetje geboekt voor één nacht niet ver van het centrum.
Wanneer we de auto parkeren, worden we het temperatuurverschil met Duitsland meteen gewaar en het stemt ons vrolijk: heerlijke zuiderse warmte omarmt ons! We zijn nog aan het prullen met de parkeermeter wanneer er een gi-gan-tische donkere wolk verschijnt. En een even gigantisch onweer barst vrijwel onmiddellijk los.
Het is 100 meter lopen van de auto tot aan het pension, wat genoeg blijkt te zijn om nat te worden tot op uw onderbroek. Als twee verzopen waterkiekens nemen we onze intrek in ons kamertje. Het onweer lijkt te gaan liggen na een tijd, dus wagen wij ons voorzichtig naar buiten.

Euh… waar is iedereen?

Het is buitengewoon bevreemdend om rond te lopen in het anders zo levendige Como: de weinige mensen die zich op straat wagen, lopen met mondmaskers en in een boog om elkaar heen. Bij de prachtige Duomo zijn de terrassen van de bars en restaurants pas weer open, maar er zit niemand.

Wij slenteren verbijsterd en alleen rond: dit is vast een uniek moment. Een uniek moment dat ons een unieke ervaring oplevert: een mix van een gevoel van leegte, bevreemding, angst en het besef van de angst die de Noord-Italianen al maanden binnen houdt. De verse littekens van het lelijk huis houden van een virus zijn hier heel tastbaar. En de schrik zit er nog goed in.

Maar we zijn ook dankbaar: we worden hier gastvrij ontvangen, niet letterlijk met open armen weliswaar, want dat zou te veel risico zijn.
We prijzen ons gelukkig omdat we allicht deze plaats nooit meer zullen kunnen zien op deze manier. Vandaag bestaat Como (bijna) alleen voor ons.