GUADELOUPE (FR) | December is de ideale maand om je te laven aan de Caraïbische zon. Kwestie van je op te laden om de ellendige Belgische winter door te komen. Het is niet de eerste keer dat we kiezen voor een Frans overzees gebied. Na La Réunion en enkele parels van eilanden van Frans-Polynesië, was Guadeloupe misschien niet zo’n rare keuze. Die eilanden hadden ons helemaal ingepakt!

Maar nu dus wel de andere kant op! We vinden erg betaalbare vliegtuigtickets (eerst met de trein naar Parijs) en uiteraard was mijn zoektocht naar leuke verblijfjes intensief, maar vruchtbaar. Het is een hobby als een ander. Guadeloupe heeft weer het praktische voordeel dat – hoewel je helemaal in de tropen zit – je gewoon met euro’s kan betalen, je kan profiteren van Europese roamingdiensten en je kan gewoon in het Frans kan communiceren. Niks te ingewikkeld dus! (Alleen voor Bart, parce qu’il pense il est un croissant et cela tend à dérouter les francophones. :-))

Guadeloupe wordt het vlindereiland genoemd. Nochtans niet veel vlinders gezien. Maar kijk eens op de kaart: met een beetje fantasie heeft het eiland de vorm van een vlinder.

Grande-Terre / Petit-misère

Deel 1 van onze reis brengt ons naar de rechtervleugel van de vlinder of Grande-Terre. Het is al donker wanneer we met ons huurautootje op zoek gaan naar ons eerste verblijf. Hoewel niet zo veel van de omgeving te zien is, doe ik daar direct een straffe vaststelling: ze hebben hier EXACT dezelfde kerstversiering hangen dan in Mechelen, begot!

Ons basic, maar prima verblijfje is geweldig gelegen aan een ingesloten baaitje bij Plage Le Petit-Havre. Een prachtige acclimatiesatieplek. De temperatuur van het water is Ellie-proof. Als je erin plast, is er geen merkbaar temperatuurverschil vast te stellen. Wisten ze me te zeggen. 🙂

Na slechts enkele dagen, begin ik me echt miserabel te voelen. Ik ben ziek. Missellijk, moe, koorts, geen eetlust, enorme spierpijnen. Dat begint hier goed. Dengue viert hoogtij op Guadeloupe en even denken we dat ik dat heb opgelopen door die ellendige muggen, maar het kan evengoed een stevige griep of corona wezen… Wie zal het zeggen. In elk geval, was ik op de vorige reis in Tanzania ook al goed zoek ziek. Daar baal ik behoorlijk van. Wanneer de koorts geweken is, verkennen we de rest van Grande-Terre. Een verkorte versie dankzij de zieke.

Les Saintes / maar geen heiligen gezien

We laten de auto enkele dagen op het hoofdeiland om per ferry koers te zetten naar ‘Les Saintes’. Deze kleine eilandjes – die maar een 13km² oppervlakte hebben – ten zuiden van het ‘hoofdeiland’ zijn het hart van de Antillen. De overtocht, best op voorhand te reserveren, duurt minder dan een half uurtje. Omdat het zo klein is, maar ook duizelingwekkend duur om te verblijven, blijven we maar 2 nachtjes. We begrijpen wel waarom dit de meest gefotografeerde baai is van Guadeloupe. Deze plek mag je niet overslaan als je deze richting uitkomt. De huisjes doen Creools aan, er zijn prachtige stranden, het water is blauw en wij logeren echt in een mini luxe-paradijsje met een privé-zwembadje dat uitkijkt over de mooiste baai. We hadden het slechter kunnen treffen; dat is zeker! 😉

Basse-Terre / Bastard

Terug op het hoofdeiland om de linkervleugel van de vlinder te exploreren. De vleugel van de avonturiers. Hikers, surfers, duikers, zeilers, rafters, … kunnen hier hun hartje ophalen. Jaaa, dat zegt ons wel wat.

Een letterlijk en figuurlijk hoogtepunt is de Souffrière. Het plan om de 1467m hoge vulkaan te beklimmen, moeten we helaas bijstellen. En daar zijn 2 redenen voor. Eén: ik ben nog steeds niet fit. Nog steeds vermoeid en weinig energie. Nog steeds wat slapjes dus. Twee: het regenseizoen loopt wat langer uit dan normaal. Helaas waren wij nog niet gezegend met één droge dag. Dat maakt dat alle paden modderig en soms gevaarlijk glad zijn. Niet zo ideaal voor uitdagende tochten. Gelukkig heeft het vulkanische karakter ook nog een andere welgekomen bijkomstigheid: hotsprings. Op verschillende plaatsen kan je in een pool gaan zitten. Natuurlijke hottubs te midden van het tropische woud; dat moet je ons geen twee keer zeggen.

We maken wel wat kleinere wandeltochtjes en die zijn ook al geweldig. Daarnaast gaan we ook nog snorkelen; het Réserve Cousteau is een beschermd zeegebied dat zich daar uitstekend toe leent. Uiteraard vernoemd naar de bekende duiker, oceanograaf en Calypso commandant. Ik zwem even heel alleen naast een prachtige zeeschilpad en daar word ik heel erg blij van. Magisch.

Nog een tripje waar ik naar uit kijk, is om dolfijnen, walvissen en tal van ander zeeleven te gaan spotten. Uuuuuren en uuuuren zitten wij op dat bootje en we kammen de halve Antiliaanse zee uit. Geen levend organisme te zien. Een meeuw, ja dat wel. Dat heeft onze kapitein Jean-Philippe (of zoiets?) nog nooit meegemaakt in al die jaren. Alle beesten zijn vermoedelijk ‘gevlucht’ omdat er orka’s in de buurt zijn. OK, die wil ik dan ook wel eens zien. Maar helaas, die hebben blijkbaar ook niet veel zin om zich te tonen, de bastards!